In elke mens leeft er een diep verlangen naar thuis komen in het leven, naar het vinden van zijn/haar plek, naar zijn waar men moet zijn, naar samenvallen met zichzelf. Soms is men zich helder van dit verlangen bewust, maar vaker dient het zich aan onder de vorm van een vaag gemis, een gevoel van heimwee en weemoed dat meetrilt in de diepere lagen van het concrete dagelijkse bezig zijn en dat zich plots, onverwacht en onvoorzien, een weg naar boven en buiten zoekt. Zijn waar men moet zijn, op zijn eigen grond gaan staan: het mag op het eerste zicht een eenvoudige opdracht lijken, maar het is dat voor de meesten van ons allerminst.
Zijn waar men moet zijn, veronderstelt, bijvoorbeeld, dat men naar zichzelf kàn en durft luisteren. Beide activiteiten zijn niet evident: in het leven van de meesten van ons zijn er immers zoveel uiterlijke ‘stemmen’ (in de vorm van verwachtingen, ‘moetens’, angsten, zorgen, …) die ruis zetten en ons verhinderen om onze innerlijke stem te horen. En eens we ze wél horen, vergt het vaak ook nog eens de nodige durf om op die innerlijke stem in te gaan. Kiezen is immers ook verliezen en brengt soms zijn eigen klein of groot verdriet met zich.
Niettemin blijft het verlangen trekken, omdat we voelen (of voorvoelen) dat in het thuiskomen een grote vreugde aangeboord wordt. ‘Als God ons thuis brengt uit onze ballingschap, dat zal een droom zijn’, zo gaat een lied uit de katholieke liturgie. Voorbij de concrete christelijke beelden wordt in dit gezang de menselijke ervaring bezongen dat thuiskomen en samenvallen met zichzelf een mens een diepe rust verschaft, die ons niet opsluit in onszelf maar ons paradoxalerwijze net open maakt voor anderen, voor genereuze liefde en een leven dat zich deelt met anderen. Zijn waar we moeten zijn maakt ons leven vruchtbaar, en heilzaam en helend voor anderen.
Wat is mijn plek op deze wereld? Waar moet ik zijn en ben ik thuis? Is er één plek of zijn er meerdere plekken? Wat maakt het mij moeilijk om op mijn plek te gaan staan? Hoe kan ik voorbij de ruis luisteren naar mijn innerlijke stem? Hoe ben ik op mijn plek terecht gekomen? Wat zijn de vruchten van het thuis komen? Maar ook, en niet in het minst: hoe moet het als ik moet gaan staan waar geen plek is om te staan – zoals de bekende koan van Hisamatsu luidt, of, hoe houd ik het uit in den vreemde?
De trappisten zijn een contemplatieve religieuze orde in de Katholieke kerk. De orde is ontstaan als een hervormingsbeweging van de cisterziënzers, gelocaliseerd in de Abdij Notre Dame de la Grande Trappe in Frankrijk (vandaar hun naam). Zij maken deel uit van de grote beweging die de regel van Benedictus volgt. Trappisten leven volgens het principe van ‘ora et labora’ (gebed en arbeid) op het ritme van het getijdengebed (meestal 7 keer per dag). Trappistenabdijen zijn gekend als plekken van stilte, innerlijk leven en rust.